De onstuitbare opmars van "super"


Een taal is altijd in beweging. Soms tot vreugde van de gebruiker, soms tot afgrijzen, en soms is er een ontwikkeling die door de meeste taalgebruikers als neutraal wordt ervaren. Ook onze moerstaal is beweeglijk. Zoals steeds zijn er veranderingen in de spreektaal. Een terugkerend verschijnsel is een onevenredig gebruik van een bepaald woord. 
Een voorbeeld uit het verleden is het ongebreidelde gebruik van het woord “vet” om aan te geven dat men iets geweldig vond. Later werd dat “cool”, en er zijn nog meer varianten voorbijgekomen.


De laatste tijd is een onstuitbare opmars van het woord “super” waar te nemen. Let er maar eens op: vooral in gesproken taal hoor je het aan de lopende band op radio en televisie en in gezelschap. 
Iets of iemand is superlief, supermooi, superirritant, superlelijk, super en ga zo maar door. De toevoeging “super” geeft aan dat de in het tweede lid bedoelde hoedanigheid in zeer grote mate aanwezig is, aldus Van Dale. 
Daarnaast kennen we het woord “super” natuurlijk ook als zelfstandig woord. Sinds de invoering van Euro 95 alias E10 of E5 tanken we vrijwel geen super meer, en we doen ook geen boodschappen meer in de super. Is die trend super? Verwarring is er nog genoeg, getuige dit plaatje.



Het zeer veelvuldige gebruik van “super” al dan niet met toevoeging leidt er langzaam maar zeker toe dat het woord inhoudsloos gaat worden. Als alle gewone dingen ineens super… zijn, zijn alle superdingen in feite gewoon. Het is eigenlijk net als met de ironische vaststelling dat als iedereen rijk is iedereen arm is.
Ik probeer niet alleen niet te veel op het gebruik van “super” door anderen te letten maar ook het woord zelf niet veel te gebruiken. Vaak lukt dat, maar soms is het supermoeilijk J J       

Reacties