J.M.A. Biesheuvel: Austerlitz-Parijs-Alaska

Meteen vanaf de verschijning van de eerste verhalenbundel “In de bovenkooi” van Maarten Biesheuvel in 1972 was ik fan. Een groot deel van zijn omvangrijke oeuvre heb ik ver voor de start van deze blog met be- en verwondering gelezen. Zijn vaardigheid om (zeer) korte verhalen te schrijven over de meest uiteenlopende onderwerpen was ongekend. Fictie, realiteit, aparte niet zelden zwarte humor, sombere gevoelens en absurdisme wisselden elkaar daarbij in hoog tempo af. Maarten was daarin uniek.

Vanaf eind jaren zeventig smaakte ik het bijzondere genoegen Maarten en zijn vrouw Eva Gütlich meermaals te ontmoeten ten huize van een gezamenlijke kennis. Bij die gelegenheden hing er steeds een bijzondere atmosfeer in de kamer, waarbij wij niet zelden ademloos aan zijn lippen hingen. Een bijzonder mens, dat was hij tot zijn dood in 2020. Overigens heb ik Maarten en Eva na onze verhuizing uit Leiden in 1986 niet meer gesproken.

In deze blog zijn twee postuum verschenen bundels besproken. In maart 2021 kwam “Vroeger schreef ik” uit. Een bundel van na het overlijden van de schrijver “gevonden verhalen”. 

Een prachtige keuze uit zijn werk verscheen kort daarna in juni 2021 in dundruk onder de titel “Schip in dok”. Dat boekje is een reus in kabouterformaat.


Vorig jaar zag “Austerlitz-Parijs-Alaska in een fraaie uitgave het levenslicht. Het gaat hier om “nagelaten verhalen”. De bundel bevat 35 niet eerder gepubliceerde stukken. Ze zijn wel van wisselende kwaliteit. Er zitten erbij die de toets der kritiek moeiteloos kunnen doorstaan, en vaak zelfs tot het échte Biesheuveliaanse genre moeten worden gerekend. Dit geldt zeker wel voor meer dan de helft. Helaas zitten er ook verhalen bij die naar mijn oordeel beter maar niet waren opgenomen in deze verzameling. Er zijn er die de typische puntigheid van Biesheuvel missen en verzanden in soms eindeloos aanvoelende (voor mij) oninteressante teksten. Enkele voorbeelden daarvan zijn “Verloren paradijs” , “Donkere wolken”, “Een heel rustig lopende schipbreuk”, “Twee verrukkingen, twee verschrikkingen” en “Tocht door het geluk”.

Het is het spanningsveld tussen streven naar publicatie van het complete werk en behoud van hoge kwaliteit. Bij de bespreking van “Vroeger schreef ik” is daar het volgende over opgemerkt.

“Het streven van de uitgever naar volledigheid heeft twee kanten. Enerzijds is daardoor een onmisbare aanvulling op de uitgaven met het werk van Biesheuvel ontstaan, anderzijds bevat het boek een paar verhalen die niet het gebruikelijke hoge niveau van de schrijver halen.” 

De verantwoording aan het slot van het boek geeft een interessante inkijk in het keuzeproces voor de inhoud. Hoe dan ook, voor de aan Maarten verslingerde lezers is ook dit boek een garantie voor urenlang leesgenoegen. 

Reacties