Peter Doggers: De schaakrevolutie
Van de hand van schaakjournalist Peter Doggers verscheen op 17 september 2024 “De schaakrevolutie” met als ondertitel “Hoe een eeuwenoud bordspel populairder werd dan ooit”. Het boek bestaat uit drie (onder)delen: “Schaken als cultureel fenomeen”, “De impact van AI: hoe de computer het spel veranderde” en “De online revolutie: hoe het internet het spel veranderde”. Na een epiloog en een dankwoord volgen een indrukwekkende bibliografie, een appendix met (grotendeels) voor schakers zeer bekende, licht geanalyseerde schaakpartijen en een uitgebreid register.
In het eerste deel komt na 1500 jaar schaakgeschiedenis de rol van het schaakspel in de kunsten en de wetenschap aan de orde. Bekende namen als Duchamp, Nabokov, Bogart, Kubrick, Zweig, Adriaan de Groot, William Chase en Herbert Simon worden genoemd. Daarna komen vrouwen en schaken, Eloratings, databases en engines en de samenhang met cognitieve psychologie langs. In het hoofdstuk over schaakgrootheden komt onder meer de befaamde WK-match Fischer-Spassky (Reykjavik 1972) aan de orde. Een gemiste kans voor Doggers is hier dat hij met geen woord rept over de wel heel bijzondere aandacht voor deze legendarische match op de Nederlandse tv. De partijen werden op het scherm besproken door Euwe en Muhring. Een dergelijke aandacht voor het schaakspel op de Nederlandse tv was ongekend en bleef dat nadien ook. In dit deel van het boek wordt de terechte conclusie getrokken dat de beste schakers aller tijden tot heden Kasparov, Fischer en Carlsen zijn. Een onderbouwde volgorde tussen hen is niet te geven; louter de Eloratings doen geen recht aan het tijdsgewricht waarin zij speelden.
Daarna verschuift de focus naar de geschiedenis van schaakprogramma’s.
De invloed van die nieuwe computermogelijkheden werd bedreigend met de komst
van Deep Blue. Dit sterke programma verloor in 1996 nog een match met 4-2 van
Kasparov, maar een jaar later won Deep Blue met 3,5-2,5. Die match was
sensationeel. Eerst gaf Kasparov in de tweede partij op in remisestelling. De
ressource in ogenschijnlijk verloren stelling was zo diep verborgen dat
Kasparov die niet zag. In de zesde partij werd Kasparov met zwart na een veel
te gewaagde openingsopzet van het bord geveegd in slechts 19 zetten.
De opmars van schaakcomputers gaat door. In het NK van 2000
werd het programma Fritz zelfs toegelaten als deelnemer, een buitengewoon
vreemd besluit. Twee deelnemers (Van der Sterren en Bosboom) protesteerden
tevergeefs.
Met de opkomst van AI (artificiële intelligentie) ontstond
weer iets nieuws. Het zelflerende programma AlphaZero werd een supersterk
schaakprogramma. Geavanceerde programma’s zijn tegenwoordig sterker dan de
wereldkampioen. Er ontstonden nieuwe mogelijkheden voor menselijke spelers. De
computer werd een onmisbare hulp bij de voorbereiding op partijen voor vooral
topschakers. Daarnaast werd het helaas een hulpmiddel bij valsspelen. Denk aan
de onverkwikkelijke, onopgeloste affaire Carlsen-Niemann.
Het laatste deel van het boek beschrijft de stormachtige
ontwikkeling van het online-schaken. De website Chess.com (waaraan Doggers ook
is verbonden) speelt daarbij de eerste viool, op afstand gevolgd door de
overigens ook uitstekende site Lichess. Op dit terrein zijn vele invloedrijke
personen, onder wie de Nederlanders Geurt Gijssen en Lennart Ootes. De rol van
de Amerikaanse wereldtopper Hikaru Nakamura is niet te overschatten.
Peter Doggers heeft een boek van welhaast encyclopedische
omvang geschreven over het ontstaan en de enorme doorgroei van het schaakspel.
Voor schakers (ik ben dat zelf ook, speel 59 jaar competitieschaak vanaf mijn
13e jaar, waardoor veel van de geboden stof bekend was) is het een boeiend
naslagwerk met inachtneming van de kritische opmerkingen hierna. Voor
niet-schakers kán het interessant zijn, doch de overvloedige beschrijvingen
zullen een fors beroep doen op het doorzettingsvermogen van de lezer.
Dan enkele kritische opmerkingen:
De documentatie over het item schaken in de cultuur doet
enigszins beperkt aan. Vermoedelijk zijn daar meer interessante zaken over te
melden. De fout over het aantal rijstkorrels (blz. 19) is opmerkelijk. Volgens
wiskundigen is de uitkomst geen 2 met 64 nullen min één, zoals de schrijver
beweert, maar 18.446.744.073.709.551.615. De stukken over computerschaak, AI en
online-schaak zijn wel erg breed uitgesponnen. Voor mijn gevoel had toepassing
van het adagium “schrijven is schrappen” het verhaal kernachtiger kunnen maken
zonder aan waarde te verliezen. En als laatste opmerking: het her en der
vermelden van de eigen schaakprestaties van de schrijver past –met alle
respect- niet in het kader van het boek.
Kortom: voor diegenen die veel willen weten over de
behandelde onderwerpen, een lezenswaardig boek met interessante informatie. Voor
diegenen, zeker niet-schakers, die minder historisch perspectief en
uitweidingen wensen, is een groot uithoudingsvermogen een eerste vereiste.
Reacties
Een reactie posten