Men neme een ei

 Op 8 september 2022 hield taalkundige en cabaretier Wim Daniels een voordracht in de theaterzaal van de bibliotheek in Ridderkerk. Die was uitermate boeiend. Daniels noemde de causerie “Koken met taal”, naar een in 2018 van zijn hand verschenen boek.


In een uiterst sober decor, een tafel met daarop twee eieren, een krop botersla en een t-shirt, kwam hij met een wervelend verbaal optreden rondom het zinnetje “men neme een ei”. Zijn spreektempo was zoals altijd onnavolgbaar hoog en de taalgrappen en –grollen vlogen in het rond. Na een kort uitstapje over de vele soorten sla, waarbij ook een nieuwe werd gevoegd in de vorm van elektrische sla, Tesla, kwam de rol van het t-shirt in volle ernst aan de orde. Dat had als opschrift:                                                                                                                                


Deze foto begeleidde het verhaal over de intrigerende betekenis van deze zin. Zonder komma heeft die een andere strekking dan met komma, maar beide vormen benadrukken de realiteit: wij zijn allemaal anders.

Over elk van de woorden van het zinnetje “men neme een ei”  weidde Wim vervolgens ongeveer een kwartier uit met allerlei hinkstapsprongen door onze rijke taal. Hij bood daarbij vele ongekende en onbekende vergezichten die de toehoorders zeer amuseerden. Het ging in zo’n hoog tempo dat je als luisteraar zeer alert moest zijn om alle grappen én ernstige punten te volgen. Dat lukte wel, en na een dik uur ging ik voldaan huiswaarts. Ik heb Wim al eerder in het theater gezien. Zijn voorstellingen zijn absolute aanraders voor eenieder met gevoel voor taal én humor.

Recentelijk heb ik het nieuwste boek van Daniels in etappes gelezen. “De Dikke Daniels” (zie ook Boekblokje (2)) is een zeer onderhoudend boek met een grote hoeveelheid korte hoofdstukken over allerhande taalkwesties. Uitermate gevarieerd en steeds een mengeling van ernst en humor.

Met mondelinge toestemming van Wim gisteravond neem ik het hoofdstuk “Vruitroeptekens” integraal over. Het is een fraai opstel in dialoogvorm over het sterk toegenomen gebruik van leestekens. 

Let bij het lezen op de subtiele interpunctie, die spreekt boekdelen.

‘Wat mag het zijn, meneer?’

‘Doet u voor mij maar een ons vruitroeptekens en een pond komma’s.’

‘Mild of pikant?’

‘Pikant graag, een ons pikante vruitroeptekens; of nee, maak er maar twee ons van.’

‘Twee ons pikante vruitroeptekens en een pond komma’s.’

‘Ik geloof dat ze goed lopen, hè, de vruitroeptekens?!’

‘Meneer, ik krijg ze niet aangesleept, en dan moet Sinterklaas nog komen. Het lijkt wel een rage.’

‘Zoals vroeger met de dubbele punt?!’

‘Precies, mooi dat u dat nog weet. Maar ik heb de indruk dat het met de vruitroeptekens nog veel harder gaat nu.’

‘Verkoopt u de vraagtekens en de uitroeptekens ook nog los van elkaar?’

‘Als iemand ze echt hebben wil wel, maar er is bijna geen vraag meer naar. Waarom zou je ze ook los kopen nu er vruitroeptekens zijn?!’

‘Dat is waar.’

‘Kijkt u eens: twee ons pikante vruitroeptekens en een pond komma’s. Had u het zo?’

‘Nee, doet u ook nog maar wat puntkomma’s, want je weet nooit. Volgende week eindigt de zomertijd weer, en dan zul je zien dat ze weer nodig zijn.’

‘Zal ik er een stuk of tien doen?’

‘Ja, met tien puntkomma’s moet ik voorlopig vooruit kunnen; ze blijven toch wel lang goed, hè?’

‘Puntkomma’s kunt u gerust een halfjaar bewaren, meneer, dat is geen enkel probleem.’

‘Mooi zo, als ik de winter er maar mee doorkom.’

‘Maakt u zich daar maar geen zorgen over; puntkomma’s laten u nooit in de steek. Mijn vader zei dat vroeger al: puntkomma’s zijn een zegen voor de mensheid. Zelf had hij ze naast zijn bed staan, in een potje. Hij is 92 geworden, meneer; ik bedoel maar.’

‘Doet u er trouwens maar twintig; twintig in plaats van tien.’

‘Heel goed, meneer, beter te veel dan te weinig.’

‘Ja, daarom.’

‘Kijk eens, een zakje met twintig puntkomma’s. Had u nog iets anders nodig: klemtoontekens bijvoorbeeld? Die zijn deze week in de reclame, alléén deze week.’

‘Nou nee, klemtoontekens gebruik ik weinig meer sinds de kinderen het huis uit zijn.’

‘Koppeltekens dan misschien? Voor in de soep. Altijd handig als er mensen blijven mee-eten.’

‘Nee, ik ben helemaal van de soep af. Vroeger at ik elke dag soep; tegenwoordig zelden nog. Nee, ik denk dat ik het wel heb zo. Of wacht, ik zou de punten bijna vergeten. Nog een pond punten graag.’

‘Zinseindepunten of afkortingspunten?’

‘Gewoon zinseindepunten. Die zijn altijd zo snel op. Je bent erdoorheen voor je er erg in hebt. Maar afkortingspunten gebruik ik nooit. Dat is zo’n gepriegel. Ik mag ze trouwens niet hebben van de dokter.’

‘Ik heb ze ook zoutloos, hoor.’

‘Nee, doe maar niet.’

‘Goed, een pond zinseindepunten. Kijk eens. Dat is …even tellen … 6 euro bij elkaar. Daar kunt u ze zelf niet voor maken, meneer. Spaart u ook zegels?’

 Onze taal is van oneindige schoonheid. Ook al toonde Wim in Ridderkerk weer eens aan hoe lastig het Nederlands is voor buitenlanders. Je zult het maar vanaf de basis moeten leren …

Daniels gaat met de voorstelling –naar ik aanneem in wat meer uitgebreide vorm- nu het land in. Ga ernaartoe als je de kans hebt, het is groots amusement!

  

Reacties